Het mooiste wat ik ooit heb gezien
Ik kijk uit over de heuvels en geniet van het landschap. Het heldere groen van het gras, het donkergroene bos en het stralend blauw van de lucht raken elkaar. Als kind leerde ik dat blauw en groen twee kleuren zijn die niet goed met elkaar combineren. Ik besef me dat dat niet klopt. Dit is Zweden. En het is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Naast me in het hoge gras staat mijn tent. Enkele honderden meters voor me ligt het meer waar we elke ochtend in zwemmen bij wijze van wasgelegenheid en achter me staat de oranje caravan waar we ons eten maken. Naast de schoorsteen die als enige nog herinnert aan het afgebrande huis dat er stond.
Anders dan in Nederland
Iets verder achter me staat een klein houten hokje, het gemak, zoals we dat in Nederland zouden noemen, of de utedas in het Zweeds. Een buitentoilet dus. Huizen zijn er in de wijde omtrek niet. Geen bewoonde althans. Primitiever kun je niet wonen in mijn ogen. Toch voel ik me de koning te rijk. De rust van het omringende bos heeft bezit van me genomen en is tot in elke cel van mijn lichaam voelbaar. Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel dat ik thuis ben. En dat gevoel maakt een diepe indruk op me. Temeer omdat Zweden niet mijn geboorteland is.
Dit is het paradijs op aarde!
Dit is het paradijs op aarde! En ik mag er niet blijven.
De wetenschap dat ik over een aantal weken weer terug moet naar Nederland, naar de woning die ik daar pas geleden heb geaccepteerd en net heb ingericht, de woning waar ik zo graag wilde gaan wonen, benauwt me. Als ik er alleen maar aan denk ontstaat er chaos in mijn hoofd en springen de tranen me in mijn ogen. Wat ik op zo’n moment voel staat in schril contrast met de stilte en rust die op deze plek het leven bepalen. Ik wil niet naar huis. Ik kán niet naar huis. Dit is mijn thuis.